Privéaspect overheerst bij advieskosten bedrijfsopvolging

Een bv maakt kosten voor fiscale advisering over bedrijfsopvolging binnen de familie. Deze kosten worden ten laste van de winst van de bv gebracht en de bv trekt de btw op deze advieskosten af. De inspecteur is van mening dat de advieskosten moeten worden aangemerkt als privékosten van de aandeelhouders en niet als zakelijke kosten van de bv. De kosten strekken primair tot bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouders. Hij legt aan de aandeelhouders navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op en aan de bv navorderingsaanslagen vpb en naheffingsaanslagen btw. Volgens de inspecteur is er sprake van een verkapte winstuitdeling, aangezien deze kosten een bevoordeling van de aandeelhouders vormen ten koste van de vennootschap. Ook kan de bv deze kosten niet aftrekken van de winst en wordt de aftrek voorbelasting niet geaccepteerd.

Zowel de aandeelhouders als de bv gaan in beroep tegen de aan hen opgelegde aanslagen. In aparte rechtszaken komt de rechtbank tot dezelfde conclusie. De rechtbank acht het argument dat deze kosten noodzakelijk waren om toekomstige liquiditeitsrisico’s te beperken, en daarmee de continuïteit van de onderneming te waarborgen, onvoldoende aannemelijk. De rechtbank stelt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten primair de aandeelhouders aangaan en niet de onderneming zelf. Het feit dat slechts een gedeeltelijke overdracht van aandelen heeft plaatsgevonden, zonder overdracht van zeggenschap, versterkt het oordeel dat de kosten primair in de privésfeer liggen. Bovendien is door de sterke financiële positie van de bv niet aannemelijk geworden dat het ontbreken van deze faciliteiten daadwerkelijk de continuïteit van de onderneming in gevaar zou brengen.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:5699 en ECLI:NL:RBZWB:2025:5701 en ECLI:NL:RBZWB:2025:5522 | 22-08-2025

Terug