Nieuws

Een selectie uit de nieuwsberichten van afgelopen weken:

Overgangsregeling bpm mogelijk in strijd met VWEU

De Hoge Raad heeft geoordeeld in een zaak over de verenigbaarheid met het VWEU van de Nederlandse overgangsregeling voor de bpm bij de overstap van de NEDC- naar de WLTP-meetmethode.

Voor de bepaling van de hoogte van de verschuldigde bpm bij registratie van een personenauto is de CO2-uitstoot van belang. Deze uitstoot wordt bepaald volgens een vaste meetmethode. Voorheen gebeurde dat met de NEDC-meetmethode. Deze is vervangen door de WLTP-meetmethode.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in een procedure geoordeeld dat vanwege de Unierechtelijke restantvoorraadregeling de omstandigheid, dat met toepassing van de overgangsregeling op een personenauto een hoger bedrag aan bpm rust dan het bedrag aan bpm dat geacht wordt op de referentieauto te rusten, niet in strijd is met het VWEU.

Het hof heeft verondersteld dat de referentieauto in de zin van het VWEU gelijksoortig is aan de personenauto. Onder verwijzing naar een prejudiciële beslissing uit 2024 oordeelt de Hoge Raad dat schending van het VWEU niet is uitgesloten wanneer de CO2-uitstoot van een buitenlandse personenauto en een gelijksoortige binnenlandse personenauto vanwege de restantvoorraadregeling volgens verschillende methoden is vastgesteld. Discriminatie kan dan worden voorkomen als de belastingplichtige voor de buitenlandse personenauto kan kiezen voor heffing van het laagste bedrag aan bpm. Daaraan doet niet af dat de restantvoorraadregeling een Unierechtelijke regeling is. Deze regeling heeft geen betrekking op de heffing van belasting, maar op de technische voorwaarden voor toelating van auto’s op de weg. De heffing van bpm is uitsluitend gebaseerd op een keuze van de Nederlandse wetgever.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Bosch. Met het oog op de verdere behandeling wijst de Hoge Raad op zijn prejudiciële beslissing. Daaruit volgt dat, wanneer de personenauto en de referentieauto gelijksoortige personenauto’s zijn, mag worden aangenomen dat het verschil in heffing van bpm wordt veroorzaakt door de restantvoorraadregeling. Het verwijzingshof moet beoordelen of de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat artikel 110 VWEU is geschonden als gevolg van toepassing van de overgangsregeling.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2025:860, 23/00966 | 06-06-2025

Terug

© CAS Hoorn